IBM claimt een primeur te hebben met een uniek gekoelde supercomputer die door het leven gaat als Aquasar. Zoals de naam van de machine al suggereert staat water aan de basis van de koeling. Echter, waar men normaliter bij voorkeur gebruikmaakt van koud water, is Aquasar te koelen met water tot een temperatuur van 60°C. Het geheel zou daardoor tot 40% minder energie verstoken dan vergelijkbare luchtgekoelde supercomputers en tegelijkertijd wordt de afvalwarmte gebruikt om universiteitsgebouwen van verwarming te voorzien.
Aquasar bestaat uit een cluster van drie BladeCenter H serverkasten waarin zich een totaal van 33 BladeCenter QS22 en negen HS22 servers bevindt. Elke QS22 omvat twee IBM PowerXCell 8i processors, terwijl de HS22 versies twee Intel Nehalem EP processors aan boord hebben. Tweederde van al deze chips wordt watergekoeld. Het geheel voorziet de faculteit Mechanical and Process Engineering van ETH Zurich van zes TFlops aan rekenkracht en is goed voor een efficiëntie van 450 MFlops per watt. Daarbij wordt negen kilowatt aan thermisch vermogen aan het verwarmingssysteem afgestaan.
De waterkoeling bestaat uit minuscule kanaaltjes die zich direct op de processor bevinden. Door deze zogeheten chip-level koeling stroomt gedestilleerd water waarvan de temperatuur zonder problemen kan oplopen tot 60°C. De warmteoverdracht is efficiënt genoeg om ervoor te zorgen dat ook bij deze temperatuur de processors ruim beneden hun maximum van 85°C blijven.
Al met al geeft IBM aan met Aquasar een belangrijke stap gezet te hebben richting CO2-neutrale supercomputers en datacenters.
Bron: IBM