Op Build 2015 werden ontwikkelaars voorgelicht over alle nieuwe features die ze het komende jaar kunnen verwachten. Voor game-developers was het uiteraard DirectX 12 dat de klok sloeg, maar daar weten we al vrij veel. Een nieuwe feature, die op Build werd gepresenteerd, is echter 'Multiadapter'. Hiermee kunnen verschillende GPU's worden ingezet, inclusief chips die tot nu toe ongebruikt bleven, zoals de in je processor geïntegreerde GPU als je een losse videokaart gebruikt.
Voor de demonstratie werd Unreal Engine 4 gebruikt, waarvan de Elemental-demo bestaat uit exact 635 frames. Men liet twee configuraties tegen elkaar 'racen': één systeem met een dedicated Nvidia-videokaart en een set-up met dezelfde videokaart, maar dan ook een ingeschakelde Intel-iGPU door middel van de Multiadapter-feature. Het eerste systeem had 17,68 seconden nodig om alle frames te renderen, terwijl de Multiadapter-configuratie in 15,98 seconden klaar was. Dat komt neer op respectievelijk 35,9 en 39,7 fps.
De truc is om de post-processing niet uit te laten voeren door de Nvidia-kaart, maar door de Intel-GPU. Zo kan de videokaart al beginnen met het volgende frame, terwijl de normaal gesproken onbenutte rekenkracht van de iGPU nu wel wordt ingezet. Zoals je in het diagram hieronder kunt zien, betekent dat wel dat de latency hoger wordt: het duurt langer voor een frame daadwerkelijk op je scherm staat. Microsoft antwoordde op vragen hierover van ontwikkelaars dat post-processing het makkelijkst te demonstreren was, maar dat ook andere parallelle taken, zoals compute-berekeningen of physics, door de tweede GPU kunnen worden gedaan. Dan zal er minder effect op de latency zijn.
Post-processing laten uitvoeren op de iGPU zorgt voor meer fps, maar ook meer latency.
In de hoofdsessie over DirectX 12 werd bovendien een nieuwe demo getoond. 'Witch Chapter 0 [cry]', op basis van Final Fantasy, is speciaal daarvoor ontwikkeld door Square Enix en werd live gerenderd door vier Nvidia GeForce GTX Titan X-videokaarten. Je kunt de demo hieronder terugkijken.
Op deze plaats stond content van een externe website, deze is verwijderd om ongewenste tracking-mogelijkheden te voorkomen.
Bron: MSDN