De computerindustrie heeft een gedeeltelijke vrijstelling gekregen voor de importheffingen die de Verenigde Staten op Chinese producten voert. Onder andere videokaarten, behuizingen en moederborden krijgen één jaar lang een uitzonderingsstatus, waardoor er dus geen importheffing van 25 procent op deze producten betaald hoeft te worden.
Volgens de United States Trade Representative zijn deze uitzonderingen gemaakt op verzoek van Amerikaanse partijen. Producten die alleen vanuit China te verkrijgen zijn of waarbij de importheffing 'ernstige economische schade' aan de Amerikaanse industrie komen voor de vrijstelling in aanmerking.
Het heffingenbeleid van de Amerikaanse regering zou ook Europese consumenten kunnen raken bij producten die bijvoorbeeld in de VS in elkaar worden gezet met (o.a.) in China geproduceerde onderdelen. Ook het verplaatsen van productiefaciliteiten om aan de heffingen te ontkomen zou kosten met zich mee brengen, wat ook doorgerekend zou kunnen worden in productprijzen.
Apple geldt als een voorbeeld van een bedrijf dat voordeel heeft van deze vrijstellingen. Het bedrijf assembleert zijn Mac Pro's in de VS, maar meerdere onderdelen van het product komen uit China. Tien van de vijftien uitzonderingen die het bedrijf uit Cupertino heeft aangevraagd zijn met dit besluit van de regering goedgekeurd. Eind juli stelde president Trump nog dat Apple geen uitzonderingspositie zou krijgen.
Op de lijst staan onder andere dus videokaarten, voedingen die meer dan 500 W produceren, muizen en trackpads met waardes groter dan respectievelijk 70 en 100 dollar, desktopbehuizingen en moederborden. Andere onderdelen kunnen nog wel geraakt worden.
De volledige lijst van producten die de vrijstelling krijgen gaat overigens een stuk verder dan alleen computerhardware — bijvoorbeeld hondenriemen, vloerlaminaat en fietsen zijn er ook op terug te vinden.
Bronnen: PC Mag, Federal Register