Onderzoekers van het California Institute of Technology zijn er voor het eerst in geslaagd om zonne-energie op te wekken in de ruimte en deze vervolgens te verzenden naar de aarde. Een in januari gelanceerde satelliet heeft de energie met succes via microgolfstralen doorgestuurd naar nabije ontvangers in de ruimte, alsook eentje van Caltech die op de aarde is gevestigd.
Terwijl er nauwelijks 200 milliwatt aan prik is doorgestuurd, wat minder is dan de zaklamp van een smartphone vereist, heeft deze demonstratie het potentieel van het concept bewezen. Door het gebruik van de juiste materialen moet het mogelijk zijn om kilometers grote ‘zonnevelden’ op te zetten in de ruimte, die evenwaardig moeten zijn aan klassieke energiecentrales.
Onderzoekers detecteren de verzonden stroom vanop het dak van het Moore-laboratorium.
Om deze reden heeft Caltech nog twee experimenten op de planning staan. Enerzijds worden er 32 verschillende zonnecellen aan de tand gevoeld, om te kijken welk type het meest geschikt is voor gebruik in de ruimte. Daarnaast wordt er een ultralicht composietmateriaal getest, dat zich moet ontvouwen tot een zeilachtige structuur met een diameter van twee meter. Dit zeil bevat nog geen zonnecellen, aangezien het bedoeld is om de fysieke eigenschappen te evalueren.
Het idee om zonne-energie in de ruimte te genereren voor gebruik op aarde is niet nieuw: NASA had tijdens de energiecrisis van 1970 een soortgelijke test gepland, maar moest deze missie uiteindelijk schrappen door de hoge kostprijs. Door de beperkte technologie en de nood aan een spaceshuttle en astronauten zou er een investering van niet minder dan 1 biljoen dollar nodig zijn geweest. Dankzij goedkoper materiaal en betere technologie moet het volgens onderzoek van het Europees Ruimteagentschap binnenkort mogelijk zijn om een gelijkaardige hoeveelheid elektriciteit op te wekken als kerncentrales, met een soortgelijke kostprijs.
