Configureren / Statusinformatie
Het configureren van dit soort zaken kan soms rampzalig ingewikkeld zijn, maar hoewel we hier te maken met een schermpje waar maar twee regels met informatie per keer op past, is het Promise gelukt de configuratie verrassend simpel te houden. Onder het schermpje bevinden zich vier toetsen: cursor omhoog, cursor omlaag, sel (selecteer) en exit. Wanneer we niet aan het configureren zijn laat het apparaat in dit scherm de status zien: toerental van de koelers, temperatuur in de kast en of de array functioneel, offline of een probleem heeft. Wanneer er een probleem optreedt zal de UltraTrak ook gaan piepen.
Via het menu Configure Array zijn de schijven in te stellen. Onder dit menu vinden we als eerste de keuze Auto Array Setup. Het apparaat van Promise regelt via dit menu de configuratie helemaal zelf. Wanneer er een schijf aanwezig is, wordt deze geconfigureerd als een enkele drive, twee drives als RAID 1 en als meer meer dan twee drives in het systeem aanwezig zijn kiest de kast voor RAID 5.
Met de keuze Define Array heb je zelf het roer in handen en vraagt de UltraTrak welke schijven op te nemen en welk RAID niveau gewenst is. Tevens is het mogelijk om de grootte van de stripe blokken in te stellen. Dit zijn de de datablokken die per keer op één schijf worden weggeschreven voordat de controller naar de volgende schijf gaat. De UltraTrak biedt de keuzes tussen waarden van 4 KByte tot 64 KByte. Afhankelijk van de toepassing is het belangrijk om de juiste grootte te kiezen. Wie grote hoeveelheden data wegschrijft, bijvoorbeeld streaming media zal baat hebben bij grote datablokken. Wie veel kleine leesacties uitvoert; bijvoorbeeld een database zal prestatiewinst boeken bij het gebruik van kleine blokken. Uiteraard is het ook mogelijk om arrays te verwijderen en opnieuw in te stellen.
Wie de UltraTrak wil tunen krijgt daar alle kans voor, niet alleen is de blocksize van de stripes in te stellen, ook de ingebouwde hardwarecache van het apparaat is in te stellen. Standaard is de UltraTrak ingesteld op Write Thru, data die aan de UltraTrak wordt aangeboden wordt dan onmiddellijk in het geheugen én op de schijf opgeslagen. Door de instelling te wijzigen in Write Back wordt data eerst in het geheugen opgeslagen, de processor kan dan blijven doen waarmee hij bezig was en de data wordt pas weggeschreven als de processor zijn taak heeft afgerond. Het nadeel is dat er kans is op (beperkt) dataverlies als de spanning van de UltraTrak wegvalt.
Via View Status is allerlei informatie over de gezondheid van de UltraTrak op te vragen, ondermeer hoe de array geconfigureerd is, de revisies van hardware en firmware, en de status van de ventilators. Via de keuze View Cache Stats is te zien wat het percentage is van de schrijfacties en leesacties die door de cache worden opgevangen.