Fysieke eigenschappen en layout
Op de volgende pagina’s gaan we verder in op de mogelijkheden die de besproken formfactors bieden, maar kort gezegd kunnen we alvast samenvatten dat van de drie genoemde formfactors atx de meeste aansluitmogelijkheden biedt en daardoor qua uitbreidingsmogelijkheden doorgaans het meest flexibel is. Micro-atx is tegenwoordig echter een aantrekkelijk alternatief omdat veel functionaliteiten al op het moederbord of de chipset zijn geïntegreerd en de toegevoegde waarde van meerdere videokaarten in één systeem voor gamers tegenwoordig uiterst beperkt is. Je levert dus maar weinig in terwijl het systeem en de behuizing wel kleiner in omvang kunnen zijn. Wie het nog wat compacter wil aanpakken, kijkt naar mini-itx. Met deze formfactor doe je qua maximale rekenkracht geen concessies ten opzichte van nóg kleinere en minder gangbare formfactors, maar kun je wel eerder dan bij micro-atx of standaard-atx tegen uitdagingen aanlopen op het gebied van koeling, warmteafvoer en daardoor geluidsproductie.
De uitbreidingsmogelijkheden op een mini-itx-moederbord zijn beperkter omdat er minder geheugensloten beschikbaar zijn, en vooral ook omdat de lengtemaat van je beoogde videokaart een rol gaat spelen bij je uiteindelijke keuze. Bovendien zijn deze kleinere moederbordjes door hun grotere complexiteit vaak wat duurder dan de grotere (micro-)atx-modellen. Je betaalt dus wel extra voor het kleine formaat.
Pcb (printed circuit board) is de term voor de printplaat waarop verschillende onderdelen op je moederbord worden geplaatst. Door deze printplaat lopen geleidende sporen waarlangs de verschillende componenten via elektrische signalen communiceren. Omdat moderne moederborden vrij complex in elkaar steken dankzij een groot aantal onderdelen en eisen waaraan moet worden voldaan, is het belangrijk dat de signalen zonder noemenswaardige storing door het moederbord kunnen lopen. Om dit te waarborgen, wordt de printplaat van het moederbord uit meerdere lagen opgebouwd. Hoe meer lagen, hoe beter geïsoleerd de paden doorgaans zijn. Een groter aantal pcb-lagen maakt de productie van een moederbord complexer en dus duurder. Doorgaans zul je een fabrikant niet snel zien adverteren met het aantal pcb-lagen, behalve bij high-end modellen.
Het middelpunt van elk moederbord is de socket waarin de processor wordt geplaatst - of al ís geplaatst als hij niet verwisselbaar is. Rondom de processorsocket zijn op het moederbord verschillende (uitbreidings)sloten te vinden. Afhankelijk van het formaat en hoe luxe het bord is uitgevoerd, varieert dit van enkele toevoegingen tot een waslijst aan opties. Doorgaans krijgt het werkgeheugen (ram) een plek zo dicht mogelijk bij de processor(socket). Hier is voor gekozen om de vertraging in het uitlezen van het geheugen tot een minimum te beperken. Sommige moederborden hebben twee of vier geheugensloten, andere hebben er zelfs acht.
Moederborden op het atx/micro-atx/itx-formaat zijn voorzien van schroefgaten om in een behuizing te worden bevestigd. De plaatsing van deze gaten komt op elke grotere formfactor grotendeels overeen met de plaatsing op de kleinere. Simpel gezegd draai je op ATX-moederborden op dezelfde plekken schroeven aan als op micro-atx en mini-itx, plus een paar extra. Het moederbord wordt echter niet direct op de achterplaat in een behuizing geschroefd, dat zou voor kortsluiting zorgen en beperkt bovendien in hoge mate de warmteafvoer aan de achterkant van het moederbord. Er worden zogenaamde risers gebruikt, afstandsbusjes die in de achterplaat worden geschroefd. Bij luxere behuizingen gebeurt dat vaak al in de fabriek. Het is belangrijk om de juiste risers te gebruiken zodat het moederbord correct wordt gemonteerd. Risers van verschillende lengten gebruiken is een slecht idee omdat je moederbord hierdoor verbuigt, waardoor het defect kan raken.