1989: Intel presenteert de i860 RISC, de eerste chip met een miljoen transistoren

Inhoudsopgave
  1. 1. Inleiding
  2. 2. Een man en zijn missie
  3. 3. Het team
  4. 4. Op papier
  5. 5. Eén instructie, één klok
  6. 6. Geen kruipende elegantie
  7. 7. Bestaand of zelf ontwikkelen?
  8. 8. Min of meer ongeoorloofd gebruik van gereedschap
  9. 9. Ontwerpen voor testbaarheid
  10. 10. Overleg en nog eens overleg
  11. 11. Een kwestie van timing
  12. 12. Gereedschap stuk
  13. 13. In silicium
  14. 14. De kleine chip gaat naar de markt
  15. 15. De sprong voorwaarts

Een man en zijn missie

Het papier bleek niet lang leeg te blijven. Leslie Kohn, de hoofdarchitect van het project, was reeds de bijnaam Mr. RISC toebedeeld, omdat hij al sinds hij in 1982 bij Intel in dienst was getreden, hoopte te kunnen beginnen aan een RISC-microprocessorontwerp. Eén van zijn pogingen betrof een ontwerp dat bijna achttien maanden in ontwikkeling is geweest, maar de toenmalige siliciumtechnologie liet niet genoeg transistoren op één chip toe om de gewenste prestaties te kunnen bereiken. Een latere poging werd afgeblazen toen Intel besloot niet in de specifieke procestechnologie te investeren.


Leslie Kohn.

Jean-Claude Cornet, vicepresident en algemeen directeur van Intels microcomputerdivisie in Santa Clara, zag in de N10 een kans om de markt voor krachtige microprocessoren te bedienen. De chip, zo voorspelde hij, zou verder reiken dan de utilitaire lijn van microprocessoren naar apparatuur voor engineering- en wetenschappelijke onderzoeksgemeenschappen op hoog niveau.

Gesprekken met potentiële klanten in de supercomputer-, grafisch werkstation- en minicomputer-industrie leverden nieuwe eisen voor de chip op. Zo wensten de supercomputerfabrikanten een floating-pointeenheid die vectoren kan verwerken, waarbij ze benadrukten dat een bottleneck in de prestaties moest worden vermeden. Met name deze behoefte leidde ertoe dat de gehele chip werd ontworpen in een 64-bitarchitectuur, mogelijk gemaakt door de 1 miljoen transistoren. Op hun beurt drongen verkopers van grafische werkstations erop aan dat de Intel-ontwerpers een evenwicht zouden vinden tussen integer- en floating-pointprestaties, zodat de chip in staat werd gesteld driedimensionale grafische afbeeldingen te produceren. Minicomputer-fabrikanten wilden snelheid en bevestigden dat RISC de enige manier was om hoge prestaties te bereiken en beantwoordde aan de hoge verwerkingscapaciteit die nodig was voor databasetoepassingen.

Het Intel-team speculeerde ook over wat zijn concurrenten, waaronder MIPS, Sun Micro Systems en Motorola, van plan waren en wist dat zijn chip niet de eerste in RISC-architectuur op de markt zou hebben. De 64-bittechnologie betekende echter dat het de 32-bitontwerpen van de concurrenten voorbij zou kunnen streven. Daarnaast hadden de ontwikkelaars ook al plannen voor een meer volledig gedefinieerde architectuur, met geheugenbeheer, cache, floating-point en andere functies op één chip. Dat betekende een veelzijdigheid die met de kleinere transistorbudgetten van hun concurrenten onmogelijk zou zijn, zo veronderstelden ze.

Tegen het einde van 1985 besloot Albert Y.C. Yu, vicepresident en general manager van de Component Technology and Development Group van Intel, dat ondanks de onzekerheid de tijd voor de RISC-chip was aangebroken. Op het moment dat de uiteindelijke beslissing werd genomen, in januari 1986, was het een drukte van belang binnen het bedrijf. Omdat de RISC-chip op de markt moest komen voordat de concurrentie ermee op de proppen zou komen en omdat het project synchroon liep met het ontwerpen van het 486-ontwerp was het niet denkbeeldig dat beide teams zo nu en dan zouden moeten wedijveren, zowel om computertijd als om ondersteunend personeel. Kohn loste dit mogelijke conflict op door ervoor te zorgen dat de N10 voortdurend ver voor de 486 uit zou lopen. Om de bureaucratie en communicatiekosten te beperken, besloot hij dat het N10-team zo min mogelijk ontwikkelaars zou tellen.

Advertentie
0