Van rekenmachinekracht naar exaflops: de geschiedenis van de supercomputer

Inhoudsopgave
  1. 1. Inleiding
  2. 2. 1962: De Atlas Computer doet zijn intrede
  3. 3. 1976-1994: Van de Cray-1 naar de Numerical Wind Tunnel
  4. 4. 1997: Intel duikt op met de ASCI Red
  5. 5. 2008: IBM's Roadrunner doorbreekt de petaflops-barrière
  6. 6. 2010: Ook China meldt zich
  7. 7. 2016: De Tianhe-2 geeft het stokje door aan de Sunway TaihuLight
  8. 8. Deed en doet Europa ook nog mee?
  9. 9. 2021: Niet een- maar twee exaflops-barrière doorbroken

1976-1994: Van de Cray-1 naar de Numerical Wind Tunnel

Seymour Cray, een van de grondleggers van supercomputing, liet in 1976 de Cray-1 het levenslicht zien. Deze werd gekenmerkt door een opvallend rond ontwerp en is volgens velen de meest succesvolle supercomputer ooit.

Het mainframe- en supercomputerbedrijf Control Data Corporation bouwde en verkocht meer dan 80 Cray-1’s, die in den beginne vergezeld gingen van een prijskaartje van zowat negen miljoen dollar. De vectorprocessor van de supercomputer was geklokt op een voor die tijd enorme 80MHz (meer dan tien keer minder dan één enkele kern van de hedendaagse smartphone) en kon 160 megaflops verzetten.

De Cray-1 kreeg gezelschap van diverse familieleden, waaronder de 105MHz snelle Cray X-MP en de Cray-2 in 1985. Laatstgenoemde was een quadcorecomputer die was ondergedompeld in Fluorinert. Fluorinert is een op koolstof gebaseerde koelvloeistof die vanwege zijn isolerende eigenschappen speciaal was ontwikkeld voor elektronica. De supercomputer wist het tot 1,9 gigaflops te brengen.

Nauwelijks negen jaar later, in 1994, had de door Fujitsu gebouwde Numerical Wind Tunnel de beschikking over maar liefst 166 vectorprocessors. Deze supercomputer verveelvoudigde met 100 gigaflops meer dan 50 keer de computerkracht van de Cray-2.

Daarna ging het hard, heel hard. Zo pakte Fujitsu twee jaar later uit met de SR2201, een machine die met 2.048 cpu’s aan boord goed bleek voor 614 gigaflops.

Advertentie
0