1997: Intel duikt op met de ASCI Red
Intel werkte begin jaren 90 aan Paragon, een architectuur voor parallel-computing waarmee aanvankelijk 2.048 en uiteindelijk 4.000 i860-chips aan elkaar konden worden geschakeld. De i860 XR kon worden geklokt op 40MHz, terwijl opvolger i860 XP 50MHz haalde. Met die snelheden mag het geen wonder heten dat de Paragon-architectuur het al snel af moest leggen tegen de Numerical Wind Tunnel en SR2201.
Toch leidde het onderzoek in 1997 tot de ingebruikname van de fameuze ASCI Red. Deze supercomputer wist als eerste de teraflops-barrière te doorbreken en was van juni 1997 tot juni 2000 de snelste computer ter wereld. In totaal behield de computer zelfs acht jaar een positie in de top 500 van snelste computers ter wereld.
De ASCI Red luidde een nieuw supercomputertijdperk in. Tot de Red waren alle belangrijke machines computers met speciale vectorprocessors, maar na de Red had die technologie virtueel afgedaan. De Red bevatte 7.264 Pentium Pro-processors met een kloksnelheid van 200MHz, voorzag in een opslagcapaciteit die 12,5 terabytes bedroeg en had de beschikking over 1.212 gigabytes geheugen.
Net voor zijn pensioen kreeg de ASCI Red nog een upgrade, waarna hij 9.632 333MHz snelle Intel Pentium II Over-Drive-cpu’s telde. Het meest opvallend aan de Red was dat de processors in het systeem, dat meerdere kasten in een grote kamer vulde, niet speciaal waren ontwikkeld voor de supercomputer. Sterker, je kon ze gewoon in de winkel kopen.