Roeien met de riemen die er waren
Na de tegenvallende lancering van Trinity was voor iedereen wel duidelijk dat de Bulldozer-architectuur niet voldeed aan de verwachtingen, die AMD grotendeels zelf had gewekt. Eind 2012 werd Jim Keller aangenomen als hoofdontwikkelaar van een compleet nieuwe x86-core. Keller was eerder verantwoordelijk geweest voor de succesvolle AMD K7- en K8-architecturen, bekend van respectievelijk de Athlon en Athlon 64, en had in de tussentijd bij Apple leidinggegeven aan het team dat de A-serie arm-socs ontwikkelde. Vijf jaar later zou deze core onder de naam Zen worden geïntroduceerd, maar zover was het nog lang niet.
AMD moest dus roeien met de riemen die het had. Trinity kreeg in 2013 een refresh onder de naam Richland, met verhoogde klokfrequenties en kleine tweaks hier en daar. In 2014 volgde Kaveri – dit keer overigens juist een half jaar later voor laptops dan voor desktops, wat getuigt van verschoven prioriteiten. Gezien de resultaten die met de voorgaande notebookchips waren geboekt, lijkt ons dat niet meer dan realistisch.
De goedkope laptops waarin nog AMD-chips werden gestopt, waren doorgaans weinig inspirerend.
Kaveri
Kaveri was een beduidend grotere vernieuwing dan Richland: er werd een moderner 28nm-productieproces gebruikt (al zat Intel al lang en breed op 22 nm) en de cpu-cores kregen een upgrade naar Steamroller. Deze iteratie van de Bulldozer-architectuur heeft de high-end FX-serie desktopprocessors uiteindelijk nooit bereikt; Steamroller is uitsluitend toegepast in apu’s voor laptops en desktops. De belangrijkste vernieuwingen waren een verbeterde branch predictor en de toevoeging van een eigen instructiedecoder aan beide ‘integer-cores’ in een module. Het resultaat was een ipc-verbetering van om en nabij de tien procent.
Ook de gpu werd bijgewerkt, naar een exemplaar gebaseerd op de GCN-architectuur met maximaal 512 cores. De meest luxe modellen kregen niet langer een modelnummer in de A-serie, maar werden vanaf nu FX genoemd. Al met al waren de Kaveri’s een aardige stap vooruit voor AMD, maar Intel had in de tussentijd natuurlijk ook niet stil gezeten. Met de Iris Pro-gpu van de Broadwell-generatie, die voorzien was van 128 MB eigen L4-cache, had Intel bovendien voor het eerst een antwoord op het grafische geweld van de AMD-chips.
Excavator
De laatste iteratie van AMD’s Bulldozer-architectuur luisterde naar de naam Excavator. Tegen de tijd dat de Carrizo-processors met deze nieuwe cores op de markt verschenen, deden de geruchten over AMD’s compleet nieuwe Zen-architectuur al de ronde. Voor Excavator werd een andere ontwerplibrary gebruikt, die de core bij relatief lage klokfrequenties een stuk zuiniger maakte. Bovendien bracht dit de fysieke grootte van de cpu-cores flink terug, wat ze goedkoper te produceren maakte.
Afhankelijk van de toepassing had Excavator zodoende een ipc die tussen de 4 en 15 procent hoger lag dan bij Steamroller. De geïntegreerde gpu kreeg intussen een upgrade naar GCN 1.2, wat onder meer betekende dat hij officieel DirectX 12-compatibel werd (feature-level 12_0). Het aantal cores bleef met maximaal 512 stuks gelijk, maar in tegenstelling tot bij Kaveri waren er nu ook 15W-modellen waarbij de gpu volledig was ingeschakeld. Een jaar later werden de Bulldozer-gebaseerde apu’s nog eenmaal bij de tijd gebracht in de vorm van Bristol Ridge, met onder meer ondersteuning voor ddr4-geheugen en pci-express 3.0. Het marktaandeel van AMD bereikte intussen echter een all-time laagterecord.